Banner stratenplan

'Placemaking' bij gebiedsontwikkeling: heilige graal of hoofdpijndossier?

Placemaking brengt een gebied in beweging. Nieuwe, tijdelijke activiteiten trekken nieuwe doelgroepen aan en dragen positief bij aan de levendigheid, bekendheid en identiteit van een gebied. Het brengt de (her)ontwikkeling van aantrekkelijke woon- en werkgebieden dichterbij. Maar niet iedereen is onverdeeld positief over placemaking. Wanneer je het écht een rol van betekenis wilt geven in gebiedsontwikkelingen, zijn er verschillende uitdagingen. Vaak komen die voort uit een verschil in visie tussen betrokken partijen, de regie op placemaking en toepassing van tijdelijkheid.

In het kort:

  • Placemaking kan de sociale cohesie, veiligheid en levendigheid van een plek verbeteren
  • De wisselwerking tussen tijdelijkheid en permanente ontwikkeling en tussen top-down sturing en bottom-up initiatief brengen dilemma’s met zich mee voor gemeente, ontwikkelaars en gebruikers.
  • De uitdagingen bij placekeeping (op de langere termijn) zijn anders dan bij initiële placemaking.

Definitie

Het concept placemaking wordt al decennia gebruikt. Een alomvattende definitie is er volgens Jeroen Mens, senior projectleider bij Platform31 en promovendus aan de TU Delft niet. Mens onderzoekt hoe bottom-up gebiedsontwikkeling werkt en wat het ons brengt. Een kenschets van het concept geeft hij wel. “Bij placemaking gaat het niet zozeer om het fysieke, maar om mensen in interactie met elkaar en hun (fysieke) omgeving. Het kan gaan om een bewust ingezet sturingsinstrument, maar het kan ook ‘spontaan’ ontstaan door burgerinitiatieven. Vaak spelen kunstenaars en andere creatievelingen daarin een hoofdrol”, constateert Mens. “Het resultaat is een toename van sociale cohesie, sociale veiligheid, levendigheid en een verbeterde beleving van die plekken.”

Praktijkvoorbeeld: het Werkspoorkwartier

Tussen 1912 en 1980 werden op het Werkspoor in Utrecht spoorrijtuigen en staalconstructies gefabriceerd. Vanaf de jaren 80 werden veel Werkspoorpanden gesloopt en ontwikkelde het gebied zich tot een terrein voor stadsverzorgende bedrijvigheid. Na de eeuwwisseling veranderde onze economie. Het gebied kreeg te maken met leegstand en verloedering. Vanaf 2012 kwam daar, mede door de Ontwikkelvisie Werkspoorkwartier van de gemeente Utrecht een kanteling in. “ Placemaking door creatieven, investeringen in veiligheid en de buitenruimte, en de herontwikkeling van de Werkspoorkathedraal kwamen tot stand dankzij de krachtenbundeling van alle betrokkenen”, vertelt Gabriëlle Muris, eigenaar van Urban Impact en sinds 2016 werkzaam voor Erfgoed Werkspoor Utrecht bv.

“Mede dankzij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) kwam een complexe netwerksamenwerking op gang tussen bottom-up initiatieven, omwonenden, marktpartijen, creatieve makers en onderwijsinstellingen”, legt Muris uit. Een mix van financiering uit particuliere en publieke bronnen maakte de ontwikkeling van het Werkspoorkwartier tot een creatief en circulair maakgebied mogelijk. Bovendien ontstond de Werkspoorkathedraal. Deze gigantische fabriekshal werd een belangrijke katalysator voor de ontwikkeling van het héle gebied: een aaneenschakeling van verschillende creatieve hubs en broedplaatsen, zoals de Havenloods, Campus Werkspoor en het Hof van Cartesius.

“In 2021 telde het gebied duizend banen meer dan in 2012. Er is veel meer werk in de creatieve industrie, kunst en media. Maar ook zakelijke dienstverlening en horeca namen flink toe. Het aandeel banen in industrie, bouw en logistiek daalde echter van 43 naar 15 procent,” kenschetst Muris. “Deze ontwikkelingen brachten meer veiligheid, het gebied trok investeringen door ontwikkelaars en er kwam steeds meer programmering als uitgaansgebied.” Vanaf 2021 zette de groei van het Werkspoorgebied verder door. Muris: “De transformatie van het gebied is niet ten koste gegaan is van de zittende mkb bedrijven. Het is nog steeds een gemengd bedrijventerrein met een rauw karakter. Het succes van de transformatie zit in de menging met stedelijke functies als sport, events, cultuur en uitgaan.”

Tijdelijkheid

Mens en Muris schetsen de uitdagingen en dilemma’s aan die komen kijken bij placemaking. De nieuwe dynamiek die placemaking met zich meebrengt, kent immers ook kwetsbaarheden. Mens: “Er wordt bij bottom-up initiatieven vaak een beroep gedaan op mensen die veel van hun eigen tijd en energie steken in een ontwikkeling, zonder te weten wat hun langetermijn perspectief is. Dat plaatst deze mensen in een kwetsbare positie.” Daarnaast ziet Mens dat gemeenten ermee in hun maag zitten, na de tijdelijke periode waarin deze initiatieven zich mochten ontplooien. “Wat doe je met een succesvol initiatief na beëindiging van de termijn?”, vragen die gemeenten zich volgens Mens af. Idealiter wordt bij placemaking op voorhand bewust nagedacht over de lange termijn positie van degenen die placemaking tot stand brengen. Hoe doe je recht aan hun inspanningen? En wat bied je ze na afloop van een tijdelijke termijn? Hoe zorg je dat de (maatschappelijke) waarde die zij tot stand hebben gebracht, gewaarborgd blijft?”

Instrument of doel op zich

Placemaking wordt vaak ingezet als instrument om een doel te behalen; als vliegwiel voor een gebiedsontwikkeling. Het is vaak de voedingsbodem voor een betekenisvolle plek met een eigen identiteit. Placemaking is een continue wisselwerking tussen bottom-up initiatieven en top-down sturing. Volgens Mens heeft placemaking “[…] voortdurend onderhoud nodig.” Wanneer je in dit soort gebieden uitdagingen tegenkomt, wijzen partijen vaak naar elkaar. Tegelijkertijd zie je dat initiatiefnemers in zulke gevallen vaak zelf opstaan om het probleem aan te pakken en niet wachten op beslissingen van hogerhand.

Placekeeping door coöperatie

Wanneer placemaking niet meer tijdelijk is, maar een blijvende ontwikkeling, spreekt Muris liever van placekeeping. Ook na de initiële ontwikkelingen in het gebied moeten de stakeholders blijven samenwerken om de kwaliteit en identiteit ervan te behouden en te versterken. “In het Werkspoorkwartier zijn er ook de komende jaren nog vele uitdagingen. Die gaan vaak over praktische zaken, zoals mobiliteit en parkeren, veiligheid en een schone openbare ruimte en over de beschikbaarheid en betaalbaarheid van werkruimte”, stelt Muris. “En ook over uitdagingen als verduurzaming, klimaatadaptatie en vergroening.”

De grenzen van de meer organische, bottom-up ontwikkeling komen volgens Muris in dit stadium in zicht. “Stakeholders kennen verschillende belangen en snelheden. Daarom is er behoefte aan regie.” In het Werkspoorkwartier droomt men van een gebiedscoöperatie waarin gemeente en ondernemers samen opdrachtgevers zijn voor het beheer en verdere ontwikkeling. “Als eerste stap naar die droom”, legt Muris uit, “kan de huidige bedrijvenkring zich uitbreiden met een professionele werkorganisatie, een vaste directeur-ontwikkelaar, en werkgroepen die verantwoordelijk zijn voor de verschillende opgaven.”

Succesfactoren

Placemaking (en  ’placekeeping’) kunnen bijdragen aan succesvolle gebiedsontwikkeling. Het Werkspoorkwartier in Utrecht is daar een voorbeeld van.  Maar een heilige graal is placemaking niet: er zijn altijd voorwaarden waar aan  voldaan moet worden om het te kunnen laten slagen. “Toch hoeft het ook zeker geen hoofdpijndossier te zijn,” merkt Mens op. Met een heldere visie kan het volgens hem lukken. En bedenk ook hoe het verder moet als de tijdelijkheid voorbij is: “Ga respectvol om met de initiatiefnemers. Zij steken hun ziel en zaligheid in het initiatief en voegen enorme kwaliteit toe. Biedt ze dan ook een (nieuwe) plek waar zij hun waarde kunnen blijven toevoegen. En zorg voor een eerlijke waardering van hun inspanningen.” Muris: “Je ziet een omslag in het denken over gebiedsontwikkelingen. Laten we naast korte termijn economische waarden ook focussen op maatschappelijke waarden. En doen wat goed is voor de stad.”