Maak plaats voor placemaking!
Steeds vaker wordt placemaking ingezet om een gebied of plek op de kaart te zetten. Dat hoef je niet als iets tijdelijks te zien, want placemaking kan ook een permanente rol vervullen in de wijk. Het hoe en waarom vertellen Hans Karssenberg (STIPO) en Noor Wit (Van Wijnen) tijdens het derde jaarcongres Stedelijke Transformatie.
De belangrijkste inzichten over placemaking
- Placemaking kun je zowel tijdelijk als permanent inzetten.
- Placemaking is maatwerk; je kunt niet ‘gewoon’ successen van andere plekken kopiëren.
- Duurzame en circulaire experimenten lenen zich goed voor placemaking.
- Plaatselijke bewoners en ondernemers kunnen goed bijdragen aan placemaking.
Placemaking verbindt gebruikers aan openbare ruimtes, zoals parken, stadscentra, pleinen, stadstuinen, speelpleinen en buurten. Met placemaking als proces werken gebruikers samen met de gemeente en ontwikkelaars om een functionele ruimte aantrekkelijk te maken, zodat je je daar thuis voelt en daar automatisch langer verblijft dan vooraf het plan was. Het worden zo plekken van sociale interactie. In stedelijke transformatiegebieden heeft placemaking vaak een tijdelijke rol. Maar met permanente functies kun je ook een duurzame impuls geven aan de stad als geheel. Hoe dat werkt, laat Hans Karssenberg zien aan de hand van voorbeelden. Hij is betrokken bij het netwerk Placemaking Europe en kent voorbeelden van over de hele wereld van hoe het wel en niet moet.
Het Town Square is bijvoorbeeld een centrale plek in Boston. Ze hebben daar geprobeerd letterlijk het ontwerp van de Campo in Siena te kopiëren. “Maar ze vergaten dat het niet gaat om het ontwerp alleen, maar ook om de context, de openheid van en de functies in de gebouwen, en vooral ook de activiteiten en het sociale leven op het plein.” Daardoor is het nu nagenoeg identieke plein een troosteloze plek. “Placemaking draait dus om maatwerk. Het ontstaat niet zomaar”, vertelt Karssenberg. “Het is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de samenwerking tussen partijen en burgers. Het gaat niet alleen om ontwerp, maar eerst om gebruik. Software (gebruik, sfeer, beleving), hardware (ontwerp van openbare ruimte en gebouwen) en orgware (activiteiten programmeren) moeten samengaan.”
Duurzame placemaking
Dat placemaking ook een permanente rol kan spelen, laat Karssenberg zien aan de hand van verschillende voorbeelden. Het Bryant Park in New York bijvoorbeeld. Dit park was halverwege de 19de eeuw de plek waar het Crystal Palace werd neergezet voor de eerste Amerikaanse wereldtentoonstelling. Vijf jaar later vernielde een brand het gebouw en ontstond het park. Door de jaren heen zijn er diverse bouwplannen geopperd, maar het park bleek te belangrijk om bebouwd te worden. Inmiddels wordt het omringd door prachtige gebouwen, zoals de New York Public Library uit 1911. Het park heeft nog altijd een enorme aantrekkingskracht voor de wijk – al waren meerdere restauraties nodig om het park relevant te houden.
In de jaren 1980 werd het Bryant Park vooral bezet door zes groepen dealers en kreeg het de bijnaam ‘needle park’. Project for Public Spaces ging hier, op basis van de lessen van William Whyte en Jane Jacobs, nieuwe, dagelijkse activiteiten programmeren om het park te transformeren. Er kwamen een public reading room, een pingpongtafel, sportlessen en activiteiten voor kinderen. Inmiddels zijn hier elke dag meer dan 100 dingen te doen en is er al 45 jaar een organisatie met programmeurs betrokken en wordt het ontwerp op een iteratieve wijze steeds verder verbeterd.
Circulaire woningen in Groningen
Noor Wit brengt een interessant Nederlands voorbeeld van placemaking. Zij vertelt over de transformatie van het voormalige Suikerfabriekterrein in Groningen. Daar werkt Van Wijnen aan De Loskade aan een tijdelijke bestemming met een pop-up wijk met 46 circulaire woningen. In korte tijd zijn 46 grondgebonden short-staywoningen en -appartementen ontwikkeld, bestaande uit geprefabriceerde elementen – het zogenaamde plug-and-play concept.
“We willen met dit tijdelijke project zoveel mogelijk leren en testen op het gebied van installaties, gevelbewerkingen en zonnepanelen tot 2030”, vertelt Wit. “We experimenteren met circulariteit in een aantal vormen, zowel op het gebied van (biobased) materialen als op verplaatsbaarheid. We werken daarbij samen met de Hanzehogeschool en worden afstudeerders gekoppeld aan het project.” Zo worden kennisdeling, de tijdelijke bewoners én de hogeschool aan de plek gekoppeld. Wanneer het tijdelijke project over 10 jaar klaar is, zit er nog veel restwaarde in de gebruikte elementen. Door het modulaire ontwerp kunnen de woningen worden gedemonteerd en daarna weer ergens anders op worden gebouwd.
Branding en placemaking
In het Beurskwartier nodigt de gemeente Utrecht bewoners en ondernemers uit om hun buurt meer leefbaar en aangenaam te maken. Hier is het gevaar immers dat de open plint weinig kwalitatieve verblijfsplekken oplevert. Door een organisatie op gebiedsniveau op te zetten, wordt hier – dankzij placemaking – op een hogere schaal nagedacht over de juiste invullingen van de plinten.
Ook in Schieoevers Noord in Delft wordt branding en placemaking ingezet om een kwalitatief plintprogramma te creëren en de tijdelijke leegstand te programmeren. Om te laten zien wat Schieoevers nu al biedt en welke kansen eraan komen, worden artikelen en filmpjes gedeeld over de mensen die hier nu al werken, wonen en recreëren, maar ook over de mensen die hier plannen hebben, zoals ontwikkelaars en bewoners van tiny houses. Met evenementen zoals de Schieoevers Safari’s worden nieuwe bewoners, ondernemers en recreanten aangetrokken. Ook voor de lange termijn heeft de gemeente levendigheid als uitgangspunt genomen in het ontwikkelkader, op basis van advies van STIPO. De openbare ruimte en de plinten worden ontworpen vanuit menselijke maat. Er komen maatschappelijke voorzieningen en plekken voor rust, reuring en ruis (laden/lossen bijvoorbeeld). Een groot deel van de huidige bedrijvigheid wordt straks behouden in het gebied.
Gebiedscoöperatie in Nieuwegein
Het kantorengebied Rijnhuizen in Nieuwegein kent groen, blauw en erfgoed, maar dit ligt grotendeels verstopt. Er zijn veel verouderde kantoorgebouwen uit de jaren 1970 en 1980. Een transformatie moet juweeltjes bovenbrengen en van Rijnhuizen een aangenaam woon-, werk- en leefgebied maken. Daarvoor is Club Rhijnhuizen opgericht, vertelt medeoprichter Karssenberg. Binnen dit platform wordt samen gewerkt aan de kwaliteit en identiteit van het gebied.
Dat levert gezamenlijke evenementen, nieuwe voorzieningen, activiteiten voor medewerkers en bewoners, diensten voor eigenaren en bedrijven, duurzaamheid, gezamenlijke gebiedsmarketing, placemaking en kwaliteit van de openbare ruimte op. De zelfstandig gefinancierde club organiseert bijvoorbeeld Clubdagen, NL Doet, Rhijnhuizen RUN, Monumentendag en andere evenementen. Ook worden er prijsvragen uitgeschreven voor tijdelijk gebruik en wordt het gesloten Fort Jutphaas stap voor stap omgetoverd in een openbaar gebiedspark. Zo komen de 100 eigenaren in het gebied stapsgewijs, organisch en in samenwerking tot transformatie.
In gebiedsontwikkeling is het dus belangrijk en kansrijk om placemaking niet alleen tijdelijk toe te passen in de planfase, maar ook tijdens het hele proces van de gebiedsontwikkeling en de beheerfase erna. Daarvoor zijn nieuwe, innovatieve samenwerkings- en financieringsvormen nodig, zoals de gebiedscoöperatie Club Rhijnhuizen. STIPO heeft per fase van de gebiedsontwikkeling uitgewerkt welke criteria voor goede plekken en welke nieuwe instrumenten per fase mogelijk toepasbaar of inzetbaar zijn. Placemaking draagt dan op korte én op lange termijn bij aan waardecreatie: sociaal, cultureel, economisch en vastgoed.
Meer weten?
Bekijk de presentatie Placemaking essentials (pdf, 7,00 MB). Of lees meer over de transformatie van het Suikerfabriekterrein op www.deloskade.nl.
Blijf op de hoogte
Wilt u automatisch op de hoogte blijven? Meld u dan aan voor onze nieuwsbrief of volg ons op Twitter of op LinkedIn.