Banner stratenplan

Cultuurhistorie als inspiratie voor ruimtelijke oplossingen

Bij binnenstedelijke gebiedstransformaties speelt cultuurhistorie vaak alleen een rol als er erfgoed in het geding is. Dan kan het tijdig meenemen van cultuurhistorische randvoorwaarden risico’s verminderen. Maar de ontstaansgeschiedenis kan nog meer betekenen in een visie en ontwerp; het kan aantrekkelijke ruimtelijke oplossingen bieden. Zoals bij het Havenkwartier in Deventer.

Erfgoed gaat over meer dan monumenten of archeologie. Het gaat ook over hoe een gebied zich heeft ontwikkeld tot nu toe: wat zijn de historische waarden? Wanneer ging het fout? En wat zijn de mogelijkheden voor een gebied? Een onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van een gebied biedt dus een goede basis voor een integrale omgevingsvisie. En dat hoeft niet gebonden te zijn aan één specifiek gebied. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) werkt aan een Toolkit Bouwsystemen. Die moet een landelijk bruikbare aanpak worden en bijdragen aan de verduurzaming en transformatie van een groot aantal woningen van woningcorporaties door heel Nederland.
“Gebouwen die leegstaan voldoen vaak niet meer aan de huidige eisen van comfort, energieverbruik, plattegronden en uitstraling. Dit zorgt voor een enorme renovatie- en transformatieopgave”, zegt Frank Buchner, programmaleider Transformatie in de stad bij de RCE. Tegelijkertijd is ongeveer een kwart van de woningen in corporatiebezit gebouwd op basis van bouwsystemen. “De opgave is dus op verschillende plaatsen dezelfde. Toch wordt er per project naar een oplossing gezocht.” De toolkit moet de oorspronkelijke kwaliteit én de beschikbare kennis over de betreffende bouwsystemen vastleggen en de ontwerp-grammatica geven voor de renovatie en verduurzaming van dit type woning.

Havenkwartier Deventer als voorbeeld

Vanuit de Rijksdienst is het Havenkwartier in Deventer gekozen als casus. Hier had geen enkel gebouw een monumentenstatus, ook was het geen beschermd stadszicht. Het gebied is na de Eerste Wereldoorlog bebouwd; de overheid betaalde de basisinfrastructuur, de ondernemers bouwden hun eigen gebouwen. Voor de gemeente betekende het Havenkwartier een impuls aan de werkgelegenheid, maar delen van het gebied raakten in onbruik. Uiteindelijk kocht de gemeente de grond en vroeg drie marktpartijen samen te gaan ontwikkelen. Deze periode van ‘’publieke-private waanzin’’ duurde tien jaar en eindigde met een masterplan (stedelijke verdichting) dat de ondernemers uiteindelijk van tafel schoven, waarop de drie ontwikkelende partijen opstapten. De gemeente moest dus opnieuw beginnen.

Opnieuw beginnen

Deventer besloot een tijdlang niets te doen, het financieel verlies te aanvaarden en het gebied de tijd te gunnen om rustig te laten ontstaan, zonder er een einddatum op te plakken. Die aanpak lijkt op de aanpak van na de Eerste Wereldoorlog; de overheid investeert in de basisinfrastructuur, ondernemers bouwen voor eigen gebruik. Opnieuw was werkgelegenheid de achterliggende maatschappelijke drijfveer van de gemeente.
De gemeente wilde het gebied betaalbaar houden, zodat iedereen zich daar kon vestigen en doorontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat het Havenkwartier zijn identiteit niet kwijtraakte, stelde de gemeente een beeldkwaliteitsplan op: de architectuur moet passen bij het gebruik en uniek zijn. Door de juiste marketing hoefde de gemeente niet op zoek naar ondernemers; die kwamen vooral uit lokale hoek zelf op de gemeente af. Het Havenkwartier groeit nu uit tot een dynamisch gebied, doordat de gemeente Deventer duidelijk heeft aangegeven wat zij hier wil bereiken.

Meer weten?

Bekijk ook de powerpointpresentaties over de rol van cultuurhistorie bij ruimtelijke plannen

Met dank aan Amanda Risse, student Hogenschool Arnhem Nijmegen (HAN).