Banner stratenplan

“Aanpassing Crisis- en herstelwet versnelt woningbouw en faciliteert lef”

Interview Monique Arnolds, programmamanager Crisis- en herstelwet

Het versnellen van de woningbouw en het faciliteren van duurzame ontwikkeling: met die doelen is de Crisis- en herstelwet (Chw) in 2019 gewijzigd. Monique Arnolds, programmamanager Crisis- en herstelwet, legt uit wat de wijzigingen opleveren voor stedelijke transformatieprojecten. “De vele experimenteerruimte die al in de wet zit, wordt aangevuld. Nog lang niet alle steden maken daarvan gebruik. Vooral dat mag veranderen: versnelling valt of staat bij ambtelijk en bestuurlijk lef.”

De ‘Transitiewet’ is de bijnaam voor wat volmondig de ‘Wijziging van de Crisis- en herstelwet’ heet. Toen de Crisis- en herstelwet in 2010 werd gelanceerd, was het bestrijden van de crisis het hoogste doel. Door het verkorten van procedures konden grote infrastructurele projecten sneller doorgang vinden en kregen economie en werkgelegenheid een impuls. Inmiddels heeft de Crisis- en herstelwet zich ontpopt als een wet die transities en experimenten aanjaagt, in de eerste plaats ter voorbereiding op de Omgevingswet. De potentie van de wet voor stedelijke transformaties en verduurzaming maakt het met recht een ‘Transitiewet’. Arnolds: “De criteria voor deelname aan experimenten sluiten nu meer aan bij de transities van deze tijd. Zo is ‘bijdragen aan de bestrijding van de economische crisis’ niet langer een harde eis. De experimenten moeten nu bijdragen aan duurzame ontwikkeling en economische structuurversterking of innovatie.

Wat wijzigt er?

Een andere wezenlijke verandering is dat nieuwe gebieden die willen deelnemen aan bestaande Chw-experimenten niet langer bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) worden aangewezen, maar bij ministeriële regeling. En dat bespaart een hoop tijd: een aanwijzing door de minister duurt slechts 3 maanden in plaats van 10 maanden. Ook met het projectuitvoeringsbesluit, een bestaand instrument uit de Crisis- en herstelwet, valt bovendien proceduretijd te winnen. Het biedt woningbouwprojecten van 5 tot 2.000 woningen de mogelijkheid om de planologische toestemming en de benodigde uitvoeringsbesluiten te verenigen in één besluit, waarop beroep nog slechts in één instantie mogelijk is. Van het projectuitvoeringsbesluit werd tot nog toe slechts zeer beperkt gebruikgemaakt. “Het feit dat fasering niet mogelijk is, speelt hierin een belangrijke rol”, verklaart Arnolds. “Daarom is faseren nu alsnog mogelijk gemaakt, de uitzondering voor de Wet natuurbescherming is vervallen en het college in plaats van de raad mag nu het besluit nemen.”

Ook de reikwijdte van de Crisis- en herstelwet is verder verbreed. Nu kunnen projecten ook van onder meer de Huisvestingswet 2014, de Leegstandswet en de Erfgoedwet afwijken. Arnolds benadrukt dat stedelijke transformatieprojecten de meeste winst kunnen behalen door af te wijken van de twaalf wetten die al in de Chw waren opgenomen. Wel maken de toevoegingen een meer integrale afweging bij gemeenten mogelijk.

Transformeren met de Chw

Eén van de belangrijkste boodschappen van Arnolds is dat de Crisis- en herstelwet sowieso een transitiewet pur sang is. “Zo is het instrument ‘ontwikkelingsgebied’ voor stedelijke transformaties gemaakt! In deze gebieden kunnen gemeenten tot 10 jaar lang afwijken van milieunormen, wat goed van pas komt bij gefaseerde transformaties van bedrijventerreinen naar woongebieden.” De termijn van 10 jaar lijkt lang, maar veel complexe transformaties duren langer en kennen een onzeker proces. Soms is het nodig om langer dan 10 jaar af te wijken. Dat kan met de Interimwet Stad en Milieubenadering, vertelt Arnolds. “Voor bijvoorbeeld het aspect geluid mag je met de Interimwet afwijken van geluidsnormen op de gevel, mits het de wettelijk vastgelegde maximale binnenwaarde van 33 dB niet overstijgt. Bij het transformatieproject Hembrugterrein in Zaanstad maken ze hier op een slimme manier gebruik van, door het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte en de Interimwet te combineren.”

Natuurlijk komt ook het populairste instrument onder de Crisis- en herstelwet aan de orde: het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. “De voorloper van het omgevingsplan”, aldus Arnolds, “met veel interessants voor organische gebiedsontwikkeling. Zoals de bestemmingsplanactiviteit. Die biedt de mogelijkheid om een vergunning te vragen voor een gebruiksactiviteit die volgens het plan mag, in plaats van alleen voor iets wat niet mag. Supernieuw en heel interessant, want hiermee kunnen gemeenten meer globale bestemmingsplannen maken en met de mogelijkheid van een nader afwegingsmoment toch een vinger aan de pols houden. Een andere mogelijkheid is het stellen van maatwerkregels, bijvoorbeeld door hogere grenswaarden voor geluid vast te stellen dan nu mogelijk is.” De instrumenten die Arnolds noemt, worden met de invoering van de Omgevingswet gemeengoed. “Reden te meer om als transformerende gemeente het experiment alvast aan te gaan. Ik hoop heel erg dat alle gemeenten nog voor 2021, wanneer de Omgevingswet wordt ingevoerd, tenminste één Chw-experiment doen.”

“Het zijn de mensen die het doen”

Arnolds vertelt trots dat meer dan de helft van de gemeenten inmiddels van één van de Chw-instrumenten gebruikmaakt. Maar het aantal projectuitvoeringsbesluiten en ontwikkelingsgebieden valt nog tegen en nog lang niet alle transformatiegebieden stellen een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op. De wijziging van de Crisis- en herstelwet maakt experimenteren aantrekkelijker, maar volgens Arnolds ligt de sleutel ergens anders. “De wet- en regelgeving moet op orde zijn, maar vormen maar 10 procent van de opgave. De overige 90 procent ligt bij de mensen: zij moeten de woningbouw versnellen en bewust kiezen om dingen anders te doen. En dat vergt ambtelijk en bestuurlijk lef.”

De programmamanager probeert dat lef overal in het land te ontlokken. “We vertellen elke dag het verhaal van de Crisis- en herstelwet en staan altijd klaar voor gemeenten die durven doen. We geven bijvoorbeeld direct antwoorden op vragen en komen langs als het nodig is om als Rijk te benadrukken dat je als gemeente best buiten de gebaande paden mag denken. En elke dag doen we weer nieuwe ontdekkingen die we delen met deelnemende projecten.” Arnolds gelooft heilig in de wervende kracht van goede voorbeelden. Als transformatiegebieden waar al succesvol wordt geëxperimenteerd met de Chw noemt ze de Binckhorst in Den Haag, Strijp S en Strijp T in Eindhoven, Soesterberg-Noord in Soest, het Hembrugterrein in Zaanstad en Haven-Stad in Amsterdam.

Méér dan versnellen

Voor transformerende gemeenten benadrukt Arnolds de brede meerwaarde van het experimenteren met de Crisis- en herstelwet. Die reikt volgens haar verder dan versnelling en flexibilisering alleen. Zo doen gemeenten waardevolle ervaring op met het werken in de geest van de Omgevingswet, op inhoudelijk én organisatorisch vlak. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte biedt handvatten om gebiedsopgaven integraal aan te pakken, met oog voor actuele opgaves als de energietransitie en klimaatadaptatie. Ook ziet Arnolds dat gemeenten gebiedstransformaties steeds vaker samen met de omgeving oppakken en op een nieuwe manier invulling geven aan participatie. “Daarnaast komen deelnemende projecten een aantal keren per jaar samen om kennis te maken en ervaringen en oplossingen te delen”, voegt Arnolds toe. “Bijeenkomsten met veel belangstelling en enthousiasme, waar we samen leren door te doen!”