De geschiedenis herhaalt zich: 1 miljoen woningen erbij
We staan met z’n allen voor een grote opgave: 1 miljoen woningen erbij tot 2040. De druk op de woningmarkt wordt steeds groter. Uit de hittekaart van BPD blijkt dat in veel grote en middelgrote steden een enorme vraag naar woningen is. Woningbouwproducties vallen tegen. Die enorme woningvraag komt zeker niet voor de eerste keer voor in de geschiedenis. Maar de omstandigheden zijn wel veranderd dat we daar nu op een andere manier mee om moeten gaan.
In de wederopbouwperiode was de woningnood zelfs volksvijand nummer 1. In die periode is in de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening het principe van gebundelde deconcentratie geïntroduceerd. De uitbreiding concentreren op de plek van een aantal dorpen. Plaatsen als Zoetermeer, Purmerend en Nieuwegein zijn op die manier groot geworden. Helder bedacht waar de grote aantallen woningen moeten komen.
In de jaren ’80 bleek dat er weer een grote woningbouwopgave nodig was. Toen is het principe van de stedelijke knooppunten gekozen, met de Vinex-wijken tot gevolg. Aan de grote steden werden grote woonwijken toegevoegd die de stedelijke knooppunten versterkten. Denk aan Leidsche Rijn, Ypenburg of Nesselande. Sinds het begin van de Vinex zijn er zo’n 800.000 woningen gebouwd. Net als in de jaren ’60 met een duidelijk beeld waar deze woningen moeten komen.
Deze planningsprincipes zijn bedacht in een periode dat de overheid nog behoorlijk top-down werkte. De nieuwe wijken werden vanaf de tekentafel bedacht binnen beleid dat door het Rijk is vastgesteld. Sinds die tijd is het ruimtelijke beleid gedecentraliseerd. Het Rijk werkt nu aan de Nationale Omgevingsvisie. Hierin zal de nieuwe woningbouwopgave worden benoemd, maar niet het aanwijzen van specifieke locaties. Dat wordt aan provincies en gemeenten over gelaten. Het Rijk stuurt alleen door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Dit betekent dus ook dat we op een andere manier met de nieuwe woningopgave aan de slag moeten, meer aansluitend op woningvraag en wens. Provincies en gemeenten willen zo veel mogelijk gebruik maken van binnenstedelijke locaties. Uit analyses blijkt ook wel dat dit mogelijk is, maar dat het een complexe opgave is. Het nieuwe programma Stedelijke Transformatie probeert deze complexe opgave hanteerbaarder te maken én te koppelen met andere opgaven, zoals duurzaamheid, bereikbaarheid en gezondheid. In dit programma gaan gemeenten en marktpartijen met elkaar aan de slag om lokaal te zorgen voor passende woongebieden, zonder dat er al een duidelijk eindbeeld is vanuit het Rijk.
Dit betekent overigens niet dat we helemaal niet buiten de stad kunnen bouwen. Lokaal moeten we zeker de discussie voeren over locaties. Als we maar niet uit het oog verliezen dat we dat met kwaliteit doen. Zodat we wijken krijgen waar we over een paar decennia trots op kunnen zijn.